Thema: uitnodigen en/of welkom heten

 

Lezen: Lucas 7 vers 36 – 50

Een farizeeër (iemand die veel weet van de bijbel) nodigt Jezus uit voor de maaltijd.  Jezus komt en ligt aan.

Een vrouw, die als slecht mens, te boek staat hoort dat Jezus in het huis van de farizeeër is. Zij gaat er, al huilend, naar toe. Met haar tranen wast ze de voeten van Jezus en droogt deze af met haar haar. Zij kust onophoudelijk de voeten van Jezus en zalft de voeten van Jezus.  Je zou kunnen zeggen dat ze Jezus welkom heette (voetwassing was in die tijd een gebaar van gastvrijheid en is in deze zin ook bekend in de Bijbel).

De farizeeër vindt het maar raar en denkt bij zichtzelf: ” Weet Jezus wel wat voor vrouw dat is?”.

Jezus weet de gedachtengang van de farizeeër en verteld hem een gelijkenis over vergeven.

Jezus wijst de farizeeër op zijn tekortkoming. Hij heeft Jezus wel uitgenodigd, maar niet welkom geheten. De vrouw wel. Daarom zegt Hij tot de vrouw dat haar zonden haar vergeven zijn. Dat vonden de overige gasten raar. Daarna zei Jezus tot de vrouw: “uw geloof heeft u gered, ga heen in vrede”. Ga heen in vrede was een normale afscheidszin, maar zal voor de vrouw veel betekenis hebben gehad.

 

Om over na te denken

 

  • Nodig ik Jezus alleen uit in mijn hart, of heet ik Hem ook welkom? (stel ik mij voor Hem open)?

 

  • De farizeeër had zijn oordeel al klaar over de vrouw (“Zij is een zondares”). Hoe vaak heb jij snel een oordeel over iemand klaar op basis van wat je weet? Of hebben anderen snel een oordeel over jou, zonder dat ze je echt kennen?

 

  • Wat zou jouw reactie zijn geweest, als je de farizeeër was geweest, of een van de andere gasten?

 

 

  • Jezus ziet het geloof van de vrouw. Bijzonder eigenlijk dat Hij dat tegen de vrouw zegt, en niet tegen de farizeeër. Zou Jezus mijn geloof ook zien?

 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb